Jullie mensen zijn bij vogels vooral gek op kleur. Jullie huren hutten af om ijsvogels vast te leggen, reizen naar Zuid-Europa voor bijeneters en trommelen de pers op als er ergens een flamingo opduikt. Alleen op uiterlijk al kunnen wij hoog of laag springen, maar zullen we nooit op jullie liefde en waardering kunnen rekenen. Over de manier waarop we voedsel vergaren hoeven we ons dan eigenlijk ook niet meer schuldig te voelen. Jullie harten winnen we toch niet. Ik ben Georg de grote jager en dit is mijn verhaal.
Faeröer
Vier jaar geleden ben ik geboren op de Faeröereilanden, een archipel tussen grofweg Schotland en IJsland. Grappig detail in de categorie “Wist u dat…”: de naam die zowel de wetenschap als de Engelsen aan onze familie geven, skua, stamt uit de taal die op deze eilandengroep gesproken wordt. Dat geeft deze grond voor ons toch wel een speciaal tintje. Ik ben daar samen met mijn zus grootgebracht. Ik herinner me weinig van mijn eerste maanden, wat waarschijnlijk betekent dat ik een zorgeloze jeugd heb gehad. Op de grassige helling waar we woonden kwam praktisch niemand, dus echte angsten of bedreigingen heb ik destijds niet bewust gekend.
Onconventioneel
Vanaf “ons” grasland hadden we uitzicht op zee. Zo kon ik al meteen onze, naar snel bleek, nogal onconventionele manier van voedselvergaring observeren. Dat verklaarde meteen waarom er zich nauwelijks andere vogels in onze buurt vertoonden. Mijn ouders bleken namelijk de schrik van de omgeving te zijn en dat zou dus onvermijdelijk ook mijn lot worden…
Waarom? Wel, wij zijn niet zulke heel goede vissers, maar houden wel erg van vis. Nu zijn andere, wel goed vissende soorten, doorgaans best vriendelijk maar ook weer niet zo goedaardig van karakter dat ze ons vrijwillig een portie komen brengen. En aangezien we toch zullen moeten eten, zijn we genoodzaakt het over een andere boeg te gooien. We zetten daarvoor een kwaliteit in die ons indirect wel aan voedsel helpt: onze wendbaarheid in combinatie met grootte en kracht. Oftewel: goedschiks gaan we het als soort niet redden, dan moet het af en toe maar… wat minder goedschiks.
Doortastend
We gaan als volgt te werk. We beginnen met observeren, rustig vanaf het water en speuren naar vogels die zojuist iets gevangen hebben of die net gegeten hebben. Als we een individu op het oog hebben, slaan we toe. We vliegen op topsnelheid op ons doelwit af en achtervolgen dit op een, hoe zeg ik dat voorzichtig… doortastende wijze! Aanvankelijk probeert de meeuw, stern of jan-van-gent, want dat zijn het vaak nog wel te ontkomen, maar dat heeft meestal weinig zin. Ons versla je niet zomaar in de lucht! Als de vogel in kwestie slim is, staakt deze het verzet en lost de lading. In dat geval staken we de achtervolging meteen, nemen we de maaltijd af en heeft het “slachtoffer” geen last meer van ons.
Even goede vrienden, wat ons betreft, maar dat is meestal niet wederzijds. Soms zijn er volhoudende, eigenwijze en dus onverstandige schepsels bij. Hen zullen we namelijk nog een extra behandeling moeten geven: we pakken de vogel bij de vleugel en sleuren ‘m mee naar beneden om daar nogmaals duidelijk te maken wat de bedoeling is. Zo goed als altijd is dat signaal voldoende en zorgt de angst en de uitputting ervoor dat we toch snel krijgen waar we op uit zijn.
Onsympathiek
Dit klinkt jullie misschien allemaal niet heel vriendelijk in de oren, maar daar komt jullie menselijke onredelijkheid om de hoek kijken. Slangenarenden die levende reptielen naar binnen schrokken vinden jullie prachtig, IJsvogels die vissen doodmeppen op de tak zijn nog mooier. Velduilen die muizen met huid en haar opschrokken: jullie kunnen er geen genoeg van krijgen. Maar wij, die doorgaans niemand doden (oké, heel soms, als we vogels treffen die echt hardleers zijn, kunnen we simpelweg niet anders), worden al snel op de lijst der onsympathieken geplaatst.
Eerlijk gezegd genoot ik vanaf de eerste keer dat ik mijn moeder zoiets zag doen meteen van de waanzinnige explosie van kracht en van de effectiviteit van onze manier van jagen. Ik kon niet wachten om deze zelf in de praktijk te brengen. Zoals alles wat er van afstand makkelijk uitziet, kostte het wel tijd om de kunst onder de knie te krijgen, maar inmiddels ben ook ik een specialist.
Runde
Mijn eerste winter bracht ik, net als alle andere soortgenoten, op de Atlantische oceaan door. Mijn ouders was ik al lang kwijtgeraakt en in een voorjaarsstorm raakte ik dusdanig gedesoriënteerd, dat ik de Faeröer niet meer kon terugvinden. Dus begon ik een zwerftocht en belandde ik min of meer toevallig langs de Noorse kust. Runde zag er eigenlijk net zo uit als ik gewend was. Het toeval wilde dat de partner van één van de bewoners niet was teruggekeerd. Aangezien we elkaar meteen mochten, kon ik zo “inschuiven” en bleek ik de enige grote jager op het eiland die er niet ook geboren was. Ik werd echter met open armen ontvangen en sinds drie jaar woon ik er in de zomermaanden en breng ik er mijn jongen groot.
Op het eiland is het wel aanzienlijk drukker dan ik gewend was. Stromen mensen wandelen dagelijks naar de kliffen omhoog. Ze komen natuurlijk niet voor ons. Wij zijn namelijk ‘bruine meeuwen’. Nee, kleur en knuffelbaarheid willen jullie en dat wordt jullie in overdosis geboden door de hier aanwezige Papegaaiduikers. Wat jullie toch in hen zien… Je kunt ze op het eiland zelfs in pluche kopen, moet je nagaan!
Dit onbegrip, plus het feit dat jullie gewoon dwars door ons territorium banjeren, zorgen ervoor dat de liefde van onze kant voor jullie ook niet bijster groot is. What you give is what you get, dat idee. En dus scheppen wij er veel lol in onze kracht en grootte ook op jullie in te zetten. Onze duikvluchten hebben menig bezoeker al de stuipen op het lijf weten te jagen. Respect kun je ook afdwingen, blijkt maar weer.
Meet and greet?
Sinds ik op Runde woon, vlieg ik in september via de Noordzee naar de Atlantische oceaan. Aangezien er voor de Nederlandse kust veel vissers varen, die veel meeuwen aantrekken die weer makkelijk te ontdoen zijn van vis en andere lekkernijen, verblijf ik na het drukke broedseizoen vaak enkele weken in jullie wateren. Op dit moment dobber ik ergens ter hoogte van Noordwijk op de Noordzee en ik ben van plan om hier nog even te blijven. Mocht je dus een dezer weken aan zee lopen of misschien met een zeevogeltocht mee gaan, dan zou het zo maar kunnen zijn dat we elkaar treffen. Dat wil zeggen: als je bereid bent me een blik waardig te gunnen. Ik ben immers bruin, meeuwachtig en onsympathiek…
5 reacties
Nou Georg, ik vind je prachtig hoor! Ik heb zelfs een tijd geleden geklaagd bij de RSPB, omdat ze van veel vogels leuke pin badges maken, maar niet van jouw soort.
Het antwoord was dat jullie “dull brown birds” zouden zijn. Waarop ik meteen heb gezegd dat ze beter moeten kijken, want jullie vleugels zijn echt schitterend mooi!
Op Unst, Shetland hebben we veel van je soortgenoten gezien. We zijn wel op een afstand gebleven, want zoals je al zegt: jullie dwingen wel respect af 🙂
Heel leuk én boeiend om te lezen, dank!
Fantastisch geschreven en mooiecfoto’s
We zijn vaak op Runde geweest en hebben familie van deze Georg ontmoet, misschien was het hem wel. Bij deze dus: SORRY
Geweldig stukje en ik ben weer wat wijzer geworden!