Veldgids, omdat het moet!
Heb je ook maar enige interesse in vogels? Schaf dan een fatsoenlijke veldgids aan! Een veldgids? Ja, zo’n boekje waarin vogels staan getekend en met behulp waarvan je kunt determineren wat je hebt gezien , of waarmee je je kunt voorbereiden op wat je mogelijk gaat zien. Kost twee tientjes en je hebt er een leven lang plezier van.
Ik vertel het al jaren tegen iedereen die het maar wil horen. Wat ik er alleen meestal vergeet bij te vertellen, is dat je ‘m natuurlijk wél moet gebruiken…
Kamperen
Een aantal jaren terug kampeerde ik samen met mijn vrouw in Lassen Volcanic National Park, in Californië. Kamperen is niet mijn hobby (inderdaad, het is die van haar), maar midden in zo’n park heb je nu eenmaal niet zoveel keuze. En eerlijk is eerlijk, het is natuurlijk niet verkeerd om vanuit je tentopening de Melkweg in al zijn pracht te kunnen zien. Dat gaat je vanuit een felverlicht Hilton never nooit lukken.
Enfin, ons doel was wandelen en we beklommen ook Peak Lassen, een mooie kegelvulkaan van 3181 meter. Daarboven was qua vogels niet echt veel te beleven. Maar wanneer we onder de boomgrens waren, zagen we toch diverse leuke vogeltjes. Veel vinkachtigen, hier en daar een specht en soms een boomklever. Niks mis mee dus, ik kwam prima aan mijn trekken.
Waterspreeuw?
Omdat het een bergachtig gebied was met veel snelstromende en ijskoude beekjes, had ik wel verwacht waterspreeuwen te zien. Maar de eerste twee dagen had ik nog niets gezien of gehoord. Tijdens onze wandeltochten lette ik natuurlijk voornamelijk op waar ik mijn voeten neerzette, maar keek toch ook wel met een half oog om me heen op zoek naar veren. Op die wijze pikte ik in Frankrijk of Oostenrijk waterspreeuwen toch altijd vrij gemakkelijk op, dus waarom hier niet?
Toen we op een gegeven moment een ‘ranger’ tegen het lijf liepen, vroeg ik langs mijn neus weg of er toevallig ook waterspreeuwen in het park zaten. “Ja hoor”, zei hij, “eigenlijk in de meeste beekjes wel. In elk geval zit er meestal wel eentje iets ten noorden van het bezoekerscentrum”. Ik bedankte hem, maar vroeg me stiekem af of dit weer zo’n typisch Amerikaans sociaal wenselijk antwoord was: nooit de bezoeker teleurstellen, zeg maar.
Aan het einde van de dag besloot ik toch even naar het bezoekerscentrum te rijden en bij het bewuste beekje te gaan kijken. Gewapend met de kijker ging ik bij een bruggetje zitten en verdraaid: binnen enkele minuten zag ik een waterspreeuw. En begreep ik ook direct waarom ik ze tot dan toe straal over het hoofd had gezien.
Pas als je het doorhebt…
Ik had met mijn domme harses namelijk verzuimd om even in de Field Guide to the Birds of North America te kijken, die gewoon in de auto lag. Had ik dat wel gedaan, dan had ik onmiddellijk gezien dat de Amerikaanse Waterspreeuw, in tegenstelling tot de ‘onze’, geen witte borst heeft. Ja, en als je dán met een half oog al wandelend kijkt, dan zie je dus niet veel. Zoals Johan Cruijff al zei: “je gaat het pas zien als je het door hebt”. Nu ik het eenmaal doorhad, zag ik elke dag waterspreeuwen. Simpelweg omdat ik nu wist waar ik, weliswaar vanuit mijn ooghoeken, naar moest kijken.
Dat had die veldgids me dus al dagen eerder kunnen vertellen. Daar heb je dus helemaal geen Johan Cruijff voor nodig!