Rotskruiper

Herkenning

16 cm. Onmiskenbaar door rozerood of hardroze op vleugels. Lange gebogen zwarte snavel, boven- en onderdelen donkergrijs in zomerkleed. Ronde witte vlekken op handpennen, met name goed zichtbaar in vlucht of tijdens foerageren, als vogel constant met vleugels 'knipt'. Mannetje in zomerkleed met zwarte keel, die in de winter grijs wordt, vrouwtje hele jaar met bleke keel, maar in zomerkleed meestal met donkere vlek op borst. Vleugels rond en breed, staart kort met lichte eindband. Vlucht sterk golvend, geeft, onder andere door ronde vleugels, indruk van miniatuur-hop. In zomer meestal boven boomgrens, foerageert dan op verticale rotswanden. Ondanks felle kleuren lastig te localiseren.

Verspreiding

Standvogel in delen van de zuidelijke helft van Europa en van de Zwarte Zee tot in Centraal-China. Wintergast ten zuiden van deze gebieden. In Nederland een dwaalgast.

Biotopen

Komt in zijn leefgebied voor in hoge rotsachtige gebergten in de zomer, meestal nabij of boven boomgrens. In de winter lager, vaak in bergdorpjes en bij ruïnes.

Levenswijze

Voedsel
Ongewervelden, die vaak in diepe spleten worden gezocht. Gaat tijdens foerageren ook wel grotten in. Vangt soms vliegende insecten.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, soms 3-5. Buikig. Glad en tamelijk glanzend. Wit. Met fijne zwarte of donkerbruine spikkels en soms een paar grotere stippen en zwakke grijze tekens aan de stompe pool. Formaat 20,9 x 14,6 mm.

Geluid

Roep 'tui', 'tsi', etc. Zang oplopende serie hoge fluitende tonen 'ti tiu titi tsietsie'.

Laatste waarnemingen

Bron