Onderdeel van Pixfactory

Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis

Noordse Stormvogel

Fulmarus glacialis

Noordse stormvogels broeden op kliffen en leggen één ei op de ruwe rotsen of in een holletje van plantaardig materiaal. Om zich op het nest tegen vijanden te beschermen, kunnen noordse stormvogels hun akelig ruikende maagolie tot twee meter ver spuiten. Als andere vogels dit op hun veren krijgen, worden het verenpak hierdoor aangetast, wat tot verlies van vliegvermogen kan leiden.

Hoewel je het niet zou zeggen, zijn noordse stormvogels binnen de Nederlandse grenzen doortrekkers en wintergasten in een (zeer) groot aantal. Om ze te zien te krijgen moet je wel ver de open zee op of tijdens stevige westenwinden de kust bezoeken. De kans dat je ze aan de kust van heel dichtbij te zien krijgt, is wel klein.

Noordse Stormvogel
Fotograaf: Seraf van der Putten

Herkenning

45-50 cm, spanwijdte 100-112 cm. Groter dan Stormmeeuw. Lijkt oppervlakkig gezien op een meeuw, maar robuuster gebouwd, met korte dikke nek en smalle recht gehouden vleugels zonder zwarte punten. Snavel gelig, kort en dik en geheel anders gebouwd dan meeuwensnavel; poten rozig of blauwig. Vlucht typisch stormvogelachtig, met lange glijvluchten op stijve vleugels, afgewisseld met snelle ondiepe vleugelslagen. Kop, nek en onderdelen wit; rug, bovenvleugels, stuit en staart grijs; vleugels naar punten toe geleidelijk donkerder, maar met lichte vlek op basis van handpennen. Donkere kleurvorm geheel donkergrijs, maar er zijn vele tussenvormen, met name in uiterste noorden van gebied.

Verspreiding

Broedt aan de kusten van de noordelijke hemisfeer. In Nederland doortrekker en wintergast in groot aantal.

Biotopen

In ondiep kustwater. Broedt soms ver in het binnenland op open (gras)land. Soms aan gebouwen.

Levenswijze

Voedsel
Voornamelijk kreeftachtigen, vis, inktvisachtigen en afval. Foerageert door zwemmend prooi van oppervlak te pikken. Veelvuldig aanwezig bij vissersboten, waar overboord gezette afval wordt geconsumeerd.

Eieren
Aantal eieren in legsel gewoonlijk 1, zelden 2. Meestal buikig. Dof wit met een licht ruw oppervlak. Formaat 74 x 50,5 mm.

 

Geluid

Op broedplaatsen 'kakelende' en gutturale geluiden. Buiten kolonies zwijgzaam.

Laatste waarnemingen

Foto's