Koningseider

Herkenning

47-63 cm. Iets kleiner en met kortere snavel dan eidereend. Mannetje onmiskenbaar, met oranjerode snavel en voorhoofdsschild, groene bovenzijde van wangen en parelgrijze kruin, roze borst. In vlucht zwart met witte nek, rug en bovenvleugeldekveren. Heeft witte dijvlek, als eidereend. Mannetje in eclipskleed hoofdzakelijk zwart, maar met bruine fijne streping op borst. Vleugeldekveren wit. Vrouwtje lijkt veel op vrouwtje eidereend, maar iets rossiger, flanken met halve-maanvormig patroon, snavel donkerder en met ander kopprofiel (heeft glimlachend uiterlijk). Juveniel als vrouwtje, maar heeft vaak bleke oogring.

Verspreiding

Broedt in Noord-Canada, Groenland en Noord-Rusland. Trekt in de winter naar de Beringzee en langs kustgebieden op zee in oostelijk Noord-Amerika, Zuid-Groenland, IJsland en noordelijk Fenno-Scandinavië. In Nederland een dwaalgast.

Biotopen

In zijn leefgebied broedt hij op meren in de toendra, niet langs de kust. Buiten broedseizoen op zee.

Levenswijze

Voedsel
Weekdieren, kreeftachtigen en stekelhuidigen. In het broedgebied kreeftachtigen, insecten en plantaardig materiaal, vooral grassen.

Eieren
Aantal eieren in legsel 4-7, soms 3-8. Buikig. Glad, enigszins glanzend. Licht of donkerder olijfbruin. Formaat 66,5 x 43,9 mm.

Geluid

Mannetje heeft herhaald 'hoe', als eidereend maar zachter. Vrouwtje 'kok kok', als vrouwtje eidereend, maar lager en heser.

Laatste waarnemingen

Bron