Onderdeel van Pixfactory

Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis

IJseend

Clangula hyemalis

Mannetjes van de ijseend zien er in de winter, de tijd van het jaar waarin we ze eventueel te zien kunnen krijgen, erg mooi uit. Zo mooi zelfs dat menigeen denkt dat dit het prachtkleed is. Maar aangezien Nederland aan de zuidgrens van het overwinteringsgebied ligt, krijgen we de soort hier helaas in niet al te grote aantallen te zien. Vaak zijn het dan ook nog jonge vogels of vrouwtjes, die er minder fraai uitzien. De dichtstbijzijnde broedgebieden liggen in Scandinavië en IJsland. Of onze overwinteraars daarvandaan komen of oostelijker uit Siberië is onduidelijk.

IJseend in de regen
Fotograaf: Seraf van der Putten

Herkenning

40-47 cm (exclusief 13 cm lange staart van mannetje). Kleine zee-eend met fijngetekende kop, korte snavel met hoge snavelbasis en steil voorhoofd. Mannetje ’s zomers hoofdzakelijk bruin met wit gezicht, flanken en buik. Mannetje ’s winters hoofdzakelijk wit, met donkerbruine wangvlek, brede bruine borstband, donkerbruine middenrug; snavel roze of geel-oranje met zwarte basis en punt. Vrouwtje ’s zomers met donkere kop en wittige plek rond ogen, bruine borst, bovendelen donkerder en doffer dan ’s winters. Vrouwtje ’s winters met gevlekte donkerbruine rug, witte kop met bruine kruin, achterhoofd en oorstreek, witte onderdelen en bruinige borstband; snavel leigrijs. Juveniel met egaal zacht grijze rug en grijzige flanken.

Verspreiding

Broedt in Alaska, noordelijk Canada, Groenland, IJsland, Noord-Scandinavië en Noord-Rusland. Trekt in de winter naar kustgebieden in de Baltische Zee, de Noordzee en de noordelijkste delen van de Stille en Atlantische Oceaan. In Nederland wintergast in uiterst klein aantal.

Biotopen

Op zee of in diepe zoute, brakke en soms zoete wateren, bijvoorbeeld de westelijke Waddenzee en het deltagebied.

Levenswijze

Voedsel
Vangt duikend garnalen en schelpdieren tot op 10 m diepte. Eet ook kleine vis, ongewervelde dieren en plantenmateriaal. In zoetwatergebieden waterinsecten, kokerjuffers, garnalen, schelpdieren, bessen, knollen, wortels, bladeren.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 5-9, zo nu en dan 5-11. Buikig tot elliptisch, soms ovaal. Glad. Geelachtig met zwakke olijfachtige tint, of meer groenachtig. Formaat 53,7 x 38,4 mm.

Geluid

Mannetje heeft luide, jodelende roepen, enigszins lijkend op ganzen en zwanen; vrouwtje een laag gekwaak.

Laatste waarnemingen

Foto's