Bosgors

Herkenning

15 cm. Mannetje met zwarte kruin en wangen, brede witte wenkbrauwstreep, witte keel en onderdelen en kastanjebruine nek, borstband en flankstrepen. Vrouwtje bruin gestreept waar mannetje zwart is en met minder duidelijk koppatroon. Kan met rietgors en dwerggors worden verward, maar heeft wittige kruinstreep (kastanjebruin bij dwerggors, afwezig bij rietgors), roestkleurige achterkop (grijs bij dwerg- en rietgors), ander koppatroon met duidelijke witte wenkbrauwstreep en bleke vlek achter op oordekveren (ook aanwezig bij dwerggors, maar bij deze soort reiken snor- en baardstreep niet tot aan snavelbasis) en witte borst en flanken met duidelijke kastanjebruine strepen (bij rietgors streping smaller en bruin, bij dwerggors dun en zwart). Beide sexen hebben bruine bovendelen met zwarte streping en zwartwitte middelste handdekveren. Zit vaak met opgerichte kruinveren. Zelden in groepen en vaker in dicht bos dan andere gorzen.

Verspreiding

Broedt van Scandinavië tot in Oost-Siberië. Overwintert in Oost-China, Korea en Japan. Zeldzaam in Nederland.

Biotopen

Komt in zijn leefgebied voor in open naald- en loofbossen, vaak nabij moerassen.

Levenswijze

Voedsel
s Zomers insecten, 's winters voornamelijk zaden. Foerageert in bomen en op de grond.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-5, zelden 6. Buikig. Glad en glanzend. Lichtblauwe of groenachtig-blauwe ondergrond, dicht bezet met grijze, grijsachtig-bruine of olijfkleurige spikkels, vaak geconcentreerd in de richting van de stompe pool. Formaat 20,2 x 15,1 mm.

Geluid

Roep 'tik' en 'tsiek'. Zang vrij kort en eenvoudig, lijkt enigszins op heggemus.

Laatste waarnemingen

Bron

Geluidsopnames