Vogeltrek is niet beperkt tot voor- en najaar, zoals weleens wordt gedacht. Hoewel de trek dan zeker het meest omvangrijk is, verplaatsen vogels zich jaarrond over grotere afstanden, om verschillende redenen. Een bijzondere vorm daarvan is vorsttrek.
Dat veel vogelsoorten in het najaar naar aangenamer winterverblijven trekken en in het voorjaar weer terug naar de broedgebieden, is genoeglijk bekend. Maar daar tussenin vinden ook allerlei bewegingen plaats. Het voor- en najaar lopen zelfs in elkaar over: wanneer medio juni nog wielewalen en grauwe vliegenvangers uit het zuiden arriveren, komen vrouwelijke witgatten en zwarte ruiters alweer terug uit het noorden. Die hebben manlief met hun kroost achtergelaten en trekken alweer naar het zuiden. In de zomer gaan jonge vogels die net op eigen benen staan zwerven, een verkenning naar mooie broedplekjes later. Dat gaat vaak over tientallen kilometers. Maar ook vogels die in Afrika zitten verblijven daar niet de hele winter in één bosje. Zo volgen onze bosrietzangers in Oost-Afrika de regenseizoenen, die op allerlei plekken op een ander moment zijn, wat zorgt voor verplaatsingen over honderden kilometers.
Vorst en sneeuw
Ook in de winter is er volop beweging. Tussen slaap- en foerageergebieden zitten bij veel soorten behoorlijke afstanden. Maar het meest bijzonder zijn vorst- en sneeuwtrek. Wanneer de vorst aanhoudt, vriezen de open wateren dicht. Met als gevolg dat eenden, futen en meerkoeten zich wel moeten verplaatsen, net als bijvoorbeeld stormmeeuwen die graag op het water slapen. Overwinterende steltlopers als kievit, goudplevier, wulp en watersnip halen met hun snavels voedsel uit de grond. Dat gaat niet als de bodem stijf bevroren is. Ligt er ook nog een pak sneeuw, dan komen ook soorten in de problemen die op de grond voedsel naar zoeken, zoals leeuweriken, spreeuwen, lijsters en piepers.
Risico
Vorst en sneeuw zorgen dus voor noodgedwongen ‘hals-over-koptrek’. Een gevolg van het risico dat vogels nemen door zo noordelijk, zo dicht mogelijk bij de broedgebieden te overwinteren. Is de winter mild, dan is dat een goede keuze, want het betekent een kortere voorjaarsreis. En korter betekent: minder gevaar. Maar valt de vorst of de sneeuw wél, dan is het alle hens aan dek. Dat zorgt soms voor spectaculaire aantallen, met op sommige telplekken trek van duizenden kieviten, wulpen, meeuwen, veldleeuweriken, kramsvogels en honderden watersnippen en graspiepers. Liggen de grote binnenwateren dicht, dan komen daar nog eens duizenden ganzen en eenden bij. Dat laatste gebeurt alleen niet zo vaak, omdat lang aanhoudende strenge vorst zeldzaam is. Aanhoudende lichte vorst die zorgt voor een bevroren bodem, of sneeuwtrek komen daarom vaker voor: één flinke sneeuwbui die de gehele bodem bedekt, en een paar dagen lichte vorst waardoor het blijft liggen is dan genoeg. Afgelopen december was er nog spectaculaire vorsttrek, na aanhoudende, maar niet eens zulke strenge vorst. De meeste vogels vlogen langs telpost De Vulkaan in Den Haag, zie de telling van 18 december 2022.
Keerzijde
Urenlang tellen bij temperaturen onder nul met een gure oostenwind in het gezicht. Of de ene na de andere sneeuwbui. Het is alleen voor letterlijk doorgewinterde trektellers weggelegd. Na stevige sneeuwval is alleen al het op de telpost geraken een hachelijke onderneming. Door verse sneeuw fietsen is loodzwaar, waardoor je vaak bezweet aankomt, en dat is geen aanrader als het zo koud is. Maar dat is niets in vergelijking met wat de vogels meemaken. Die hebben geen thermosflesje thee of heupflesje whisky mee. Het is de keerzijde van hun overwinterstrategie. Normaal gesproken zijn ze erop toegerust om een ‘normale’ vorstperiode te overleven en zullen vooral de zwakkere vogels het afleggen. Pas bij lang aanhoudende vorst, of sneeuw over hele grote delen van Europa zullen ook de sterkere vogels in de problemen raken. Met de milder wordende winters zal dat risico overigens steeds kleiner worden. Want zoveel problemen als in de winter van 1995/1996 – de laatste echt strenge – hebben deze soorten al lang niet meer meegemaakt. En hun tellers ook niet.