Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis
Download GRATIS het ebook '14 tips om meer te genieten van vogels' en ontvang onze 2 wekelijkse nieuwsbrief met de meest recente artikelen op vogelskijken.nl
Deze sierlijke vogel beweegt met zijn lepelvormige snavel al zigzaggend door ondiep water op zoek naar kleine vissen, amfibieën of insectenlarven. In de zomer en nazomer foerageren ze ook in zout water op zoek naar garnalen en jonge platvissen. De lepelaar is vanaf de jaren tachtig sterk toegenomen in aantal, waardoor je ze nu bijna overal kan treffen in waterrijke gebieden.
De lepelaar heeft slechte tijden gekend, maar is sinds de jaren tachtig aan een opmars bezig. De laatste jaren is de populatie stabiel. De Nederlandse populatie is uniek in Europa want behalve in Nederland kwamen ze in Noordwest-Europa niet voor. Inmiddels zijn lepelaars in kleine aantallen, dankzij het Nederlandse succes, ook in België en Duitsland te zien. Lepelaars trekken in het najaar weg en reizen via de moerasgebieden in Frankrijk en Spanje door naar Afrika waar ze overwinteren. Door de zachte winters overwintert tegenwoordig een klein aantal lepelaars in ons land. Eind februari keren de eerste lepelaars weer terug naar ons land en bevolken ze de broedgebieden waar ze samen met onder andere reigers en aalscholvers broeden. Enkele grote broedkolonies zijn te vinden op de Waddeneilanden, IJselmeergebied en de Zuidwestelijke Delta.
Een lepelaar heeft bijna het hele jaar een geheel hagelwit verenkleed (1) waarbij alleen in het vroege voorjaar, naar de broedperiode toe, de borst (2) en soms ook de kuif (2) naar geel verkleurt. In de zomer wordt het verenkleed weer helemaal wit. De poten (3) zijn net als de snavel (4) en de teugel (5), tussen oog en snavelbasis, gitzwart gekleurd. De top van de snavel heeft aan de rand (6) een opvallende gele band.
Een juveniele vogel heeft in het eerste levensjaar een snavel en teugel die tot aan het oog lichtgekleurd is. Pas in het tweede levensjaar verkleuren de teugel en de snavel vanaf de basis naar zwart. Ook ontbreekt de kenmerkende lange witte kuif nog. De slagpentoppen zijn in de eerst twee levensjaren zwart en ruien gedurende die periode naar witte slagpennen. Vanaf het tweede kalenderjaar ontstaat in het voorjaar de gele halsvlek en verlengde kruinveren. Jonge lepelaars volgen hun ouders op de voet en bedelen net zo lang om voedsel totdat de oudervogel voedsel opbraakt.
Een tweede kalenderjaar lepelaar is goed te herkennen aan de snavel. Bij een juveniele lepelaar is de snavel geel en in het tweede kalenderjaar wordt de snavel vanaf de snavelbasis steeds zwarter. Het verkleuren van de snavel verschilt per vogel. Bij het ene exemplaar gaat dat sneller dan bij de ander. Uiteindelijk kleurt de hele snavel zwart en is alleen het topje van de snavel op de lepelrand nog geel. Daarnaast is bij onvolwassen vogels de teugel, het gebied tussen de snavelbasis en het oog, wit. Ook die verkleurt uiteindelijk naar zwart. De kuif ontwikkelt zich al vrij snel en in het tweede kalenderjaar heeft een lepelaar de opvallende lange kuifveren.
Lepelaars zijn vaak in groepen te zien die langs de ondiepe oeverzones, poldersloten en in moerassen samen foerageren. Door de iets geopende snavel heen en weer door het water te bewegen vangen ze visjes insectenlarven en amfibieën. Na het broedseizoen trekken veel lepelaars naar de kust en zoeken ze in het getijdegebied naar garnalen en kleine visjes. Ze lopen dan gezamenlijk al zevend met hun snavel voor de rietkragen langs en kammen zo de ondiepe watertjes uit. Nadat ze samen hebben gefoerageerd kunnen ze als groep dicht elkaar op een poot staan rusten. De kop diep in de veren gestoken zijn ze dan lastig te herkennen. Als lepelaars vliegen houden ze de hals gestrekt en steken de poten ook gestrekt achter het lichaam uit. De pootprojectie is overigens wel korter dan die van een vliegende grote zilverreiger.
De grote zilverreiger lijkt sterk op de lepelaar waarbij opvalt dat de houding van de twee verschilt. De grote zilverreiger staat namelijk meer rechtop terwijl de lepelaar het lichaam juist wat meer horizontaal houdt. De grote zilverreiger is groter dan de lepelaar en foerageert in ondiep water maar ook op land. De grote zilverreiger heeft een spitse gele snavel en vangt visjes, muizen soms ook kleine vogels, amfibieën en andere waterdiertjes terwijl de lepelaar uitsluitend kleine waterdiertjes zoals visjes, garnalen, insecten en amfibieën vangt. In de vlucht verschillen de vogels want de grote zilverreiger trekt zijn lange hals in en houdt die in een soort “S” vorm en de lepelaar steekt juist zijn lange hals in de vlucht recht vooruit.
Geef een reactie
©Vogelskijken is onderdeel van PiXFACTORY