Terwijl ik dit stukje tik vliegt een paartje scholeksters luid roepend rond ons huis. Ik word er altijd vrolijk van, want het is een teken dat ‘onze’ jaarlijkse dakbroeders ons weer hebben weten te vinden.
Sinds we hier zijn komen wonen, een kleine twintig jaar geleden, zijn ze er elk jaar. Of het dezelfde vogels zijn weet ik natuurlijk niet zeker, want ze zijn niet geringd. Maar toch doe ik graag alsof, want ik heb inmiddels toch wel een band met ze.
Aankomst
Het seizoen begint meestal eind februari, begin maart, wanneer ik ze weer bij ons voor de deur zie scharrelen. “De skollies zijn er weer!”, klinkt het dan bij ons in huis. Daarna volgen er weken van veelvuldig roepen en heen en weer vliegen. Van het veld voor ons huis (waar het voedsel is), naar de platte daken aan de achterkant. Waar en bij wie ze uiteindelijk op het dak zullen broeden verschilt van jaar tot jaar, maar altijd ergens hier in de buurt.
Spannend wordt het wanneer de eieren uitgekomen zijn en de jongen op het dak aan de wandel gaan. Vaak staan of lopen ze dan langs de dakrand. Wij houden ons hart vast, want mochten ze onverhoopt in de binnentuinen vallen, dan zijn ze hoogstwaarschijnlijk voer voor de buitenlopende katten. Maar ook op het dak zelf loert gevaar: de hitte op warme voorjaarsdagen, maar vooral de vele meeuwen. Die draaien hun poot namelijk niet om voor een jonge scholekster. Gelukkig zijn de ouders assertief genoeg om alle vijanden uit de buurt te houden. Ze hebben er, naast het voeren, een dagtaak aan.
Uiteindelijk komen de jongen op enig moment naar beneden, en dan moeten ze het veld voor onze voordeur weten te bereiken. Ook dat zijn vaak bloedstollende momenten, zeker wanneer er bijvoorbeeld twee jongen zijn en het ene jong al beneden is, en het andere de sprong nog niet aandurft. De ouders kunnen natuurlijk maar op één plaats tegelijk zijn, en overal loert gevaar. Passerende auto’s en fietsers zoeven rakelings langs, en ook de stadsreigers tonen wel interesse.
Jonge onderzoekers
Eenmaal veilig afgedaald gaan de jongen druk bezig om de wereld te verkennen. Ze lijken alles interessant te vinden: een auto, een passerende jogger of een fotograaf die op zijn buik op straat ligt: alles is nieuw en spannend. Maar het gaat, wonder boven wonder, vrijwel altijd goed. Althans, voor zover wij het kunnen zien. Slechts één keer in al die jaren hoefde ik ‘in actie’ te komen, toen een jong te water was geraakt. Ik zat boven te werken en hoorde de ouders aanhoudend alarmeren, veel langer dan normaal. Toen ik ging kijken, zat één van de jongen doorweekt en rillend onderaan de beschoeiing – op een plek waar noch ik noch de oudervogels erbij konden komen. Daar moest dus een medewerker van de dierenambulance aan te pas komen, die de kleine badgast met een lang schepnet te pakken kregen en naar de vogelopvang bracht om bij te komen.
Gedwongen verhuizing
Het klinkt misschien idyllisch voor een stadsbewoner als ik, maar het klopt natuurlijk allemaal van geen kanten. Helaas heeft de scholekster echter weinig keus, want zijn leefgebied wordt ernstig bedreigd. Bebouwing, intensieve veehouderij en dito landbouw, toenemende recreatiedruk langs de kusten – eigenlijk wordt ‘m van alle kanten het leven zuur gemaakt. De gevolgen zijn gigantisch: sinds 1985 is het aantal broedvogels in Nederland met maar liefst 75% gedaald (bron: Sovon). Vanwege dit habitatverlies trekken steeds meer vogels naar de stad. Hoeveel precies is (nog) niet goed bekend, maar ikzelf merk in elk geval een duidelijke toename van de soort tijdens mijn MUS-tellingen in onze buurwijk.
De vogel heeft inmiddels de IUCN status van ‘near threatened’ en 2023 is dus niet voor niets uitgeroepen tot het ‘Jaar van de scholekster’. Die daarmee overigens de twijfelachtige eer heeft om de eerste vogel te zijn waarvoor nu voor een tweede keer een jaar lang aandacht wordt gevraagd. Maar het is helaas, gezien de snelle achteruitgang, hard nodig. Kijk daarom gerust eens op de sites van Sovon of de Vogelbescherming Nederland voor meer achtergrondinformatie en hoe je zelf kunt bijdragen aan het behoud van deze prachtige soort.
En toch….
Dat ik desondanks toch vrolijk word wanneer onze scholeksters er weer zijn, is omdat ze weer gezond zijn teruggekeerd en hoogstwaarschijnlijk opnieuw een broedsel zullen grootbrengen. Ook al is dat in een drukke stad en niet in een rustig weidegebied. Eén broedsel is een druppel op een gloeiende plaat, ik weet het, maar elke vogel is er één….
Eén reactie
Mooi artikel. Ik word ook altijd blij van de scholeksters in de stad. Gelukkig zien we bij de Oosterschelde grote aantallen scholeksters. Hopelijk blijft dat zo!