Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis
Wilde zwanen associeer je met de winter, maar tegenwoordig broeden ze ook in klein aantal in Nederland. Hun oorspronkelijke broedgebieden liggen niet zo noordelijk als die van de kleine zwaan. Ze broeden vooral in Noord-Scandinavië, IJsland en Noord-Rusland. De kraanvogelachtige trompetter-roep weerspiegelt fraai de sfeer van de toendra.
145-160 cm. Verschilt van knobbelzwaan door gele basis aan zwarte snavel en aan rechte nek. Verschilt van kleine zwaan door groter formaat, plattere kop, langere en hogere snavel met grotere gele wigvormige snavelvlek, die verder naar punt toe doorloopt. Poten zwart. Juveniel met kop, nek en bovendelen grijsbruin (donkerder en grijzer dan jonge knobbelzwanen), onderdelen wit met grijsbruine flanken, en vleeskleurige snavel met donkere punt. In winter vaak samen met kleine en knobbelzwanen.
Broedt in IJsland, Noordoost-Europa en noordelijk Azië. Trekt in de winter naar Noordwest-Europa, gebieden om de Zwarte en Kaspische Zee en naar Oost-China, Korea en Japan. In Nederland wintergast in vrij klein aantal.
Aan kusten, meren in binnenland, ondergelopen weilanden, akkers, etc. In groepen langs grote rivieren, en bijvoorbeeld in Flevoland en de Wieringermeer. In het noorden en oosten van Nederland komen ze het meeste voor.
Voedsel
Vrijwel uitsluitend waterplanten. In de winter ook knollen, gevallen en ontkiemend graan en ander plantaardig materiaal.
Eieren
Aantal eieren in legsel gewoonlijk 5-6, soms 4-8. Buikig tot lang elliptisch. Gedeeltelijk glanzend met een enigszins korrelige samenstelling. Crèmewit. Formaat 113,4 x 72,2 mm.
Roep luid trompetachtig ‘whoep whoep whoep’ of ‘ang ha’.
Wilde zwanen zijn ongeveer even groot als knobbelzwanen en zo’n twintig procent groter dan kleine zwanen. Ze zijn van elkaar te onderscheiden op basis van vier kenmerken: de kleur van het verenkleed, de grootte en postuur, de hoeveelheid en vorm van de kleur op de snavel en de roep.
Het verenkleed van adulte vogels is geheel wit, net als bij de kleine zwaan en de knobbelzwaan. Vogels in het voorjaar en de zomer hebben echter regelmatig een bruinige hals en kop. Ook knobbelzwanen kunnen overigens een bruine hals en (met name) kop tonen.
De houding of het postuur van wilde zwanen is een goed herkenningspunt. Uiteraard is de houding niet altijd hetzelfde, maar wilde zwanen tonen vaak een ‘zwanenhals’, dat wil zeggen een hals die vanaf het lichaam een kromming naar achteren maakt en vervolgens een bocht naar voren. Knobbelzwanen laten dit kenmerk ook zien, maar kleine zwanen veel minder vaak.
De snavel is samen met het geluid het beste kenmerk om de wilde zwaan te herkennen. De snavel van de wilde zwaan is voor de helft geel. Het geel loopt door tot voorbij het neusgat en loopt min of meer in een punt (of druppel). Kleine zwanen hebben minder geel op de snavel dat niet voorbij het neusgat reikt. Het geel eindigt niet in een punt en lijkt meer ‘gebroken’ afgesneden.
Het juveniele kleed van de wilde zwaan is net als bij de kleine zwaan bruingrijs van kleur. Het geel aan de snavel van de volwassen vogel is vuil wit-roze maar wordt in de loop van de eerste winter al gelig.
De roep van de wilde zwaan is trompetachtig en gemiddeld vrij laag van toon. De roep draagt daardoor vaak niet zo ver. De roep van kleine zwanen is meer ‘gillend’ en lijkt wat op het geluid van kraanvogels. Kleine zwanen zijn vaak van grotere afstand al te horen.
Uitgebreide informatie over herkenning van kleine zwanen kun je in het herkenningsartikel lezen dat op deze website staat.
©Vogelskijken is onderdeel van PiXFACTORY