Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis
Als broedvogel namen de aantallen lange tijd af, maar vanaf 2010 lijkt de trend zich om te buigen. Als doortrekker kun je deze mooie vogel bijna overal aantreffen in open terreinen.
15 cm. Mannetje eenvoudig te herkennen aan grijze kruin, nek en mantel, zwart masker, zwarte vleugels, gele of beige borst en witte onderdelen. Staart heeft karakteristieke tapuitentekening: wit met omgekeerde zwarte ‘T’, gevormd door zwarte eindband en zwarte middelste staartpennen. Stuit wit. Vrouwtje moeilijk te onderscheiden van isabeltapuit en vrouwtjes bonte tapuit en blonde tapuit. Is evenals deze zandkleurig met donkerder vleugels. Zie bij die soorten voor onderscheidende kenmerken. Zeer jonge juvenielen hebben lijsterachtig uiterlijk, door gele streeptekening op veren. Oudere juvenielen lijken sterk op vrouwtje en zijn meestal niet als zodanig te herkennen, maar hebben zeer brede beige veerranden en een geschubder uiterlijk.
Broedt in een gebied van Europa tot Alaska en aan de Kusten op Groenland. Overwintert met name in Centraal-Afrika. In Nederland schaarse broedvogel, wegtrekkend, doortrekker in vrij groot aantal.
Diverse open gebieden, met verspreide bosjes, kleine boompjes, rotsen en open zanderige plekjes.
Voedsel
Voornamelijk ongewervelden, maar ook af en toe bessen. Vangt insecten op typische tapuitenmanier: zit meestal op verhoging op uitkijk, en vliegt, hipt of rent achter prooi aan als deze ontdekt is.
Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 5-6, soms 3-8. Buikig. Glad en niet glanzend. Zeer lichtblauw. Effen of zelden bezet met een paar fijne donkere spikkels aan de stompe pool. Formaat 20,8 x 15,8 mm.
Roep ’tsjak’, ’tsek’, en ‘wiet tsek’. Zang babbelend met krassende tonen. Imiteert vaak andere vogels.
©Vogelskijken is onderdeel van PiXFACTORY