Onderdeel van Pixfactory

Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis

Steenloper

Arenaria interpres

Hoewel een enkeling overzomert, kennen wij de steenloper vooral als een typische doortrekker en wintergast. Eind juli tot begin augustus zijn veel adulte vogels van de Noordoost-Europese populatie klaar met broeden en trekken massaal weg via de West-Europese kust. Enkele zullen hier blijven, maar een groot deel gebruikt de zeedijk slechts als tussenstop en zullen verder zuidwaarts trekken. Net als bij dit exemplaar is dan het bonte, roestrode zomerkleed grotendeels verwisseld voor het wat saaiere winterkleed.

Fotograaf: Josephine Beijer

Herkenning

24 cm. Stevig gebouwde steltloper met opvallend getekende bovendelen, korte oranje poten, brede donkere borstband en korte, puntige snavel. Kop en nek wit met zwarte strepen op kruin; zwarte band over voorhoofd en ogen vloeit samen met borstband. Onderdelen wit. Opvallend getekend in vlucht, met witte driehoek op bovenvleugel, witte vleugelstreep, witte stuit en witte staart met zwarte eindband. Geslachten gelijk, maar mannetje in zomerkleed met wittere kruin en egalere zwarte borstband. In winter geslachten gelijk met grauwbruine kop, witte keel en onderdelen, zwartbruine, vlekkerige bovendelen en borstband. Juveniel lijkt op adult in winterkleed, maar bruiner met vuiloranje poten.

Verspreiding

Broedt in uiterst noordelijk Noord-Amerika, Groenland, Scandinavië en Noord-Rusland. Overwintert bij kustgebieden in Noordwest-Europa, de Verenigde Staten, Midden- en Zuid-Amerika, Afrika, Azië en Oceanië. In Nederland een wintergast in vrij klein aantal.

Biotopen

Aan de kust, vooral op harde, stenige ondergrond (dijken, strekdammen). Ook op het wad, op zandplaten en schelpdierbanken, op kwelders, op het strand en in kort grasland vlakbij de kust. Op doortrek in het binnenland soms aan zoetwaterplasjes en op slik.

Levenswijze

Voedsel
Voornamelijk kleine kreeftachtigen, weekdieren en insecten. foerageert door omrollen van objecten en snel oppikken van eronder verschuilende prooi. Voedt zich ook met aas waaronder aangespoelde lijken.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, soms 3, zelden 5. Ovaal tot kort peervormig. Glad, iets glanzend. Zeer lichtgroen, blauwachtig-groen of licht olijfkleurig. Meestal onregelmatig gevlekt en gestippeld met vaalbruine, olijfbruine of zwartachtig-bruine en lichtere grijze tekening. Het meest getekend met een groot aantal kleine vlekjes, geconcentreerd om de stompe pool. Soms zijn die vlekjes meer langwerpig en lopen schuin over de schaal. Formaat 39,7 x 28,9 mm.

Geluid

Enigszins kwetterend metalig ’tukkutuk’; alarmroep lange rollende triller.

Laatste waarnemingen

Geluidsopnames

Foto's