Onderdeel van Pixfactory

Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis

Rosse Franjepoot

Phalaropus fulicarius

De rosse franjepoot is een opvallende steltloper die vaak zwemmend op zoek is naar voedsel. In ons land overwinteren ze in kleine aantallen. Ze broeden op IJsland. De meeste kans om ze te zien is langs de kustgebieden, maar soms duikt er ook een exemplaar op in het binnenland.

Fotograaf: Arie Ouwerkerk

Herkenning

21 cm. Zwemt, evenals andere franjepoten, meer dan welke andere steltloper dan ook. In zomerkleed kop zwart, op witte oorstreek en grijze kruin na; bovendelen zwartbruin, met duidelijke kaneelkleurige en beige strepen. Bovenvleugeldekveren grijs met blauwe weerschijn. Kin, keel, hals en onderdelen warm kastanjekleurig rood. Snavel vrij kort en relatief dik, geel met zwarte punt. Mannetje wat kleiner en wat minder uitgesproken gekleurd dan vrouwtje, met onderdelen zwak wit gevlekt en kruin en achterhoofd donkerbruin met witte streping. In winterkleed bovendelen eenkleurig blauwgrijs, kop, nek en onderdelen wit; snavel geheel donker of met enigszins lichte basis. Verschilt van drieteenstrandloper in winterkleed, behalve door gedrag (zwemmen), door duidelijke zwarte vlek achter oog. Juveniel lijkt enigszins op adult, maar voorhoofd, keel, borst en flanken wittig met beigebruine waas. Verschilt van grauwe franjepoot in winterkleed door dikkere snavel, gele poten en egale lichtgrijze mantel.

Verspreiding

Broedt in Alaska, Noord-Canada, West-Groenland, Spitsbergen en Noord-Rusland. Overwintert op de oostelijke Grote Oceaan en op de Atlantische Oceaan bij West- en Zuid-Afrika en Midden-Amerika. In Nederland een doortrekker in uiterst klein aantal.

Biotopen

Trekt vooral langs de kust, of houdt zich op tussen rotsblokken en pieren. Komt een zeer enkele keer voor in het binnenland op zoetwaterplassen.

Levenswijze

Voedsel
Voornamelijk ongewervelden, zoals kreeftachtigen, weekdieren en wormen. Gedurende broedseizoen ook wel plantenzaden. Pikt voedsel van het wateroppervlak. Karakteristieke ’tollende’ bewegingen tijdens voedselzoeken.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, zelden 3. Ovaal tot peervormig. Glad en zwak glanzend. In kleur en tekening gelijk aan die van de grauwe franjepoot. Licht olijfkleurig, of groen, of dieper olijfkleurig-geelbruin met onregelmatige zwarte, zwartachtig-bruine en schaarser licht violetachtige vlekken en stippen. Zeer typisch zijn de onregelmatig verspreide grote vlekken in verbinding met talrijke fijnere tekens. De grotere tekens zijn vaak rond de stompe pool geconcentreerd. Formaat 30,2 x 21,8 mm.

Geluid

Roep scherp en kort ‘pwit’.

Laatste waarnemingen

Foto's