Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis
De Roodmus is in Nederland een zeldzame broedvogel van met name de duinen van de Waddeneilanden (vooral Vlieland, Terschelling en Schiermonnikoog) en het vasteland van Noord-Holland. Voorts is de soort spaarzaam gemeld uit Groningen, Friesland en Flevoland, terwijl de mogelijke broedgevallen elders aangeven dat ook daar Roodmussen opduiken. De verspreidingskaart zal niet volledig, maar wel representatief zijn. De luide, opvallende zang van de Roodmus wordt niet snel gemist door de oplettende waarnemer. Niet zelden is de maker ervan geen adulte, rode man maar een tweede kalenderjaar mannetje, dat hetzelfde onopvallende kleed draagt als een vrouwtje. De mannetjes zingen vanaf soms ver uit elkaar gelegen geëxponeerde posten in struiken, waartussen ze zich snel kunnen verplaatsen. Omdat ze ook twee duidelijk verschillende zangtypen kunnen laten horen, ontstaat soms de indruk dat het om meerdere vogels gaat. Het verspreidingsbeeld is hierdoor mogelijk iets geflatteerd. Daar staat tegenover dat Roodmussen slechts korte tijd in het voorjaar zingen en de zang al snel verstomt na het broedbegin (Kwint 1991, Bakker 1993), waardoor de soort in sommige atlasblokken gemist kan zijn, speciaal in de grote, slecht toegankelijke moerasgebieden van Flevoland. Roodmussen zijn in Nederland te vinden in verschillende habitats, vooral in struweelrijke duinen (Waddeneilanden, Noord-Holland) en in grote moerassen met verspreide wilgen en vlierstruweel, met een schijnbare voorkeur voor voedselrijke moerassen op klei (Flevoland, rivierengebied); in moerassen op laagveen komt de soort vrijwel niet voor. Ook zijn broedende Roodmussen vastgesteld in jonge bosaanplant op rijke grond (Flevoland) en in grasland met hagen en bosjes (Schiermonnikoog, Terschelling). In de min of meer vaste Nederlands broedgebieden laten Roodmussen een opvallende plaatstrouw zien waarbij bepaalde territoria jaar in jaar uit bezet worden, terwijl de vogels schijnbaar even geschikte habitat in de buurt links laten liggen. Het gaat hier waarschijnlijk steeds om dezelfde vogels, zoals in Flevoland kon worden vastgesteld (Liebregts-Haaker 2000). Roodmussen broeden vrij laag in struiken in kleine, fragiele nesten. Om de jongen te voeren leggen de ouders soms grote afstanden af tot ver buiten de broedhabitat. In Flevoland maken Roodmussen voedselvluchten van vele honderden meters om zaden te halen van een koolzaadveld (R.F.J. van Beusekom ongepubl.).
De Roodmus is een nieuwkomer in de Nederlandse avifauna. De soort werd in 1899 voor het eerst waargenomen en bleef nog lang een dwaalgast. Ten tijde van de vorige broedvogelatlas in 1973-77 werden slechts drie zingende mannetjes aangetroffen in het Waddengebied, die alle maar één dag werden waargenomen. Een influx van Roodmussen in mei-juni 1986 luidde een statusverandering in. In 1987 werden de eerste zekere broedgevallen vastgesteld, op Schiermonnikoog (Bakker 1993) en in Flevoland (R.F.J. van Beusekom ongepubl.), waarna de soort snel toenam. In 1992-97 schommelde de stand tussen 25-60 paren. Topjaren waren 1992, 1993, 1994 en 1997. Vanaf het midden van de jaren negentig echter verdween de Roodmus uit veel gebieden weer net zo snel als hij was gekomen. In Flevoland, waar in goede jaren maximaal 15 paren verbleven, begon de achteruitgang eerder dan in het noorden van het land en is de soort nu vrijwel weg. Ook in de duinen van Zuid-Holland is de Roodmus verdwenen. De laatste jaren nemen ook op de Waddeneilanden de aantallen snel af. In 2001 werd hier nog maar één zingend mannetje gevonden, op Ameland (B. Koks pers. med.). De Roodmus kent een lange geschiedenis van uitbreiding en inkrimping van het Europese broedgebied. Zo kwam de soort enkele eeuwen geleden al westelijk voor tot in de Elzas, waarna het verspreidingsgebied weer inkromp. Het laatste werd ook vastgesteld in Polen na een uitbreidingsgolf in de 19e eeuw. De meest recente uitbreidingsgolf begon vanaf ongeveer 1925. In de decennia daarna verspreidde de soort zich snel over Scandinavië en Midden-Europa, totdat in de jaren tachtig en negentig ook West-Europa bereikt werd, inclusief Engeland (Isenmann 1994). De mogelijke oorzaken voor de expansie, ingezet door jonge vogels, worden onder andere gezocht in klimatologische factoren, zoals hogere mei-juni-temperaturen in Scandinavië, waardoor de vegetatie zich uitbundiger kan ontwikkelen. Een verandering in habitatkeus (bezetting open cultuurland) en de toenemende eutrofiëring van het landschap (waardoor ruigtes toenemen) lijken echter zeker zo belangrijk. Ondersteunend voor een snelle toename zijn verder de geringe sterfte onder adulte vogels en de sterke plaatstrouw (Stjernberg 1979, 1985).
In 1998-2000 broedden hooguit 10-15 paren in Nederland, waarvan verreweg de meeste op de Waddeneilanden. In 2001 werden echter nog geen tien, veelal kortstondig zingende mannetjes waargenomen. De komende jaren zullen uitwijzen of de Roodmus zal verdwijnen als broedvogel uit Nederland dan wel een nieuwe uitbreidingsgolf zal doormaken.
©Vogelskijken is onderdeel van PiXFACTORY