Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis
Roeken zijn te herkennen aan hun prachtig blauw-zwarte verenkleed. Ze hebben een hoekige kop met lichtgrijze snavel en een afhangende ‘broek’ van veren. Dit onderscheidt ze van zwarte kraaien.
46 cm. Een van de grotere kraaien. Adult heeft zwart verenkleed met vage paarse glans, een kaal, bleekgrijs gezicht en een slanke, puntige grijze snavel, donkerder naar de punt toe. Buikveren hangen losjes als een ‘broek’ over de dijen. Juveniel heeft bevederd gezicht en is daardoor moeilijker van zwarte kraai te onderscheiden; snavelvorm en ‘broek’ kenmerkend. Vormt groepen tot honderden exemplaren, vaak samen met Kauw. Grote broedkolonies maken chaotische indruk doordat vogels takken van elkaar stelen en voortdurend ruziën.
Komt voor in Europa en Azië. Zuidwestelijk populaties grotendeels standvogel. Noordoostelijke populaties overwinteren zuidwestelijk tot het Verenigd Koninkrijk en de Kaspische Zee. In Nederland talrijke broedvogel, gedeeltelijk wegtrekkend, doortrekker en wintergast in groot aantal.
Vaak nabij kleine tot middelgrote dorpen en steden; heeft een voorkeur voor landbouwgebieden met genoeg bomen om te slapen en nestelen. Niet vaak op ongecultiveerd terrein; mijdt dichte bossen.
Voedsel
Hoofdzakelijk allerlei plantaardig materiaal (bijvoorbeeld vruchten, landbouwgewassen, bessen, wortels), maar ook ongewervelde dieren, als muizen en jonge vogels. Eet soms eieren van andere roeken.
Eieren
Eieren in legsel meestal 3-5, soms 6-9. Buikig, glad en glanzend. Verschillende tinten van lichtblauw, blauwachtig-groen of dof groen. Bezet met groenachtig-geelbruine, olijfkleurige, olijfbruin of zwartachtig-olijfkleurige tekens. De tekens variëren van grote vlekken en spikkels tot talrijke fijne spikkeltjes, fijne streepjes of krabbels, en een onopvallende olijfgroene vlekkig. Belangrijke verschillen, vaak tussen de eieren in één legsel, van schaars getekend lichtblauw tot zwaar verduisterend bruinachtig-groen. Bij grote uitzondering lichtroze met roodbruine en purperen tekens. Formaat 40 x 28,3 mm.
Heeft een groot scala van schreeuwende, blaffende en kraaiende geluiden, de gewone roep is een helder en hoog ‘kaaah’. Juvenielen gewoonlijk zwijgzaam.
Roeken zijn de kolonievogels onder de kraaien. Ze broeden in hoge bomen in parken, op begraafplaatsen of in bomenrijen langs snelwegen. Ze zijn niet te missen als ze in grote groepen op groenstroken in woonwijken of in graslanden langs buitenwegen rondscharrelen.
De roek lijkt op de zwarte kraai, maar is daarvan relatief eenvoudig te onderscheiden.
Jonge roeken zijn moeilijker van de zwarte kraai te onderscheiden. De kale snavelbasis ontbreekt, en ook is de snavel langer en gelijkmatiger naar beneden gebogen. Ook doet het kleed wat doffer aan, zonder duidelijke blauwe glans.
Roeken zijn echte kolonievogels, en broeden met vaak honderden paren in vrijstaande groepen hoge bomen. Zij bouwen slordige nesten, die van forse takken zijn gebouwd. Er worden gewoonlijk vier eieren gelegd. Het broeden duurt 16 tot 18 dagen. De jongen zitten vier tot vijf weken op het nest en kunnen goed vliegen vanaf zo’n zes weken. In en rond de kolonie klinkt veelvuldig de nasale roep. Zij blijven het hele jaar in groepen, en slapen in de winter gezamenlijk in groepen van vaak duizenden vogels.
De vogels worden actief vanaf ongeveer een uur voor zonsopgang, en blijven tot zeer laat actief, zodat zelfs in de winter wel acht uur beschikbaar is voor het zoeken van voedsel. Net als andere kraaien zijn roeken intelligente vogels die snel weten waar ze veel en goed voedsel kunnen vinden. Het zijn echte alleseters, zo eten ze vooral ongewervelde bodemdieren (emelten!), maar ook aas, zaaigoed en eetbaar menselijk afval. Tijdens het foerageren onderhouden ze een uitgebreide communicatie over voedsel en sociale aangelegenheden. Helaas kunnen provincies bij overlast door het eten van zaaigoed ontheffing verlenen voor afschot.
De roek is deels trekvogel. Vroeger trokken Nederlandse roeken vaak weg, en verbleven hier roeken uit noordelijke streken. Tegenwoordig is het trekgedrag veel minder uitgesproken, en blijven ‘onze’ roeken in de omgeving van de kolonie. Ook noordelijke en oostelijke vogels blijven ’s winters in toenemende mate in of nabij hun broedgebied.
Kale snavelbasis en ‘broek’ ontbreekt. Strakker in het pak. Kan vooral met jonge roek verward worden. Vaak in paren. Heeft krassende roep (kraaah).
Veel kleiner, volwassen vogels hebben een grijze nek en heldere lichtgrijze ogen. Foerageren ook in groepen, maar zijn bijna altijd gepaard.
Veel groter, enorme snavel, in vlucht valt wigvormige staart op. Roep melodieus, vèrdragend (vb. crok crok).
©Vogelskijken is onderdeel van PiXFACTORY