Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis
Het paapje dankt zijn naam waarschijnlijk aan het feit dat zijn kleed iets wegheeft van de kledij van de kloosterlingen. De vogels die in Nederland gezien worden zijn vooral doortrekkers. Als broedvogel staat het paapje onder druk. Er komen nog maar zo’n paar honderd tot broeden, met name in en rond Drenthe.
12,5 cm. Gelijk in afmetingen en structuur aan roodborsttapuit maar slanker en met langere vleugels. Mannetje heeft brede witte of crèmekleurige wenkbrauwstreep, donkere oorstreek, donkerbruine bovendelen met brede oranje veerranden, brede witte vleugelstreep, kleine witte vlek op handpennen, donkere staart met witte zijden aan basis, oranje borst, overgaand in witte buik, en witte onderstaart. Vrouwtje als mannetje, maar koppatroon minder uitgesproken, met beige wenkbrauwstreep. Juveniel als vrouwtje, maar bovendelen gelijkmatig gestreept en gevlekt en met vlekjes op borst en flanken. Zit vaak op opvallende uitkijkposten, zoals bovenin struiken, op dode takken, op paaltjes, etc.
Broedt in Verenigd Koninkrijk, Europa, Belarus, Oekraïne, Rusland tot in Kazachstan. Overwintert met name in Centraal- en West-Afrika. In Nederland schaarse broedvogel, wegtrekkend, doortrekker in vrij klein aantal.
Open gebieden met ruim aanbod aan hogere uitkijkposten in de vorm van bosjes, paaltjes, lage boompjes; nabij heggen en houtwallen, in drogere moerassen, langs akkers, etc.
Voedsel
Voornamelijk insecten, soms ook zaden. Jaagt vanaf zitplaats en vliegt naar beneden om op grond prooi te vangen. Vangt ook vliegende insecten op vliegenvangermanier.
Eieren
Aantal eieren in legsel 5-7, soms 4. Buikig, glad en glanzend. Lichtblauw. Zeer fijn en vaak onopvallend roodachtig-bruin gespikkeld, meestal schaars en vaak geconcentreerd aan de stompe pool, waar het aan het ei een roestige of groenachtig-bruine tint geeft. Formaat 19,2 x 14,5.
Roep lijkt op die van roodborsttapuit, maar zonder ‘r’-klank: ‘fiu tsak tsak’. Zang melodieus gebabbel, individueel verschillend.
Paapjes zijn in ons land steeds schaarser aan het worden. De vrij kleine broedpopulatie van slechts enkele honderden broedparen vind je nu voornamelijk nog in Noordoost-Nederland en dan met name in Drenthe. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw leefden ongeveer 1.500 broedparen verspreid in ons land. Door de intensivering van de landbouw en verlagen wan het waterpeil in het agrarisch gebied nam het leefgebied van deze vogels snel af. Paapjes zijn in de afgelopen decennia ook volledig uit het duingebied verdwenen. In augustus-september is de kans om een paapje te zien wat groter omdat de paapjes uit Noordwest-Europa en Midden-Europa via ons land, langs de westelijke trekroute naar Afrika vliegen. Ze trekken vanuit Europa in een keer de Sahara over om ten zuiden daarvan te overwinteren. Het paapje lijkt op een roodborsttapuit maar heeft een opvallende oogstreep die in alle kleden te zien is. Ook is de opvallende witte stuit een goed kenmerk om de soort in de vlucht te determineren.
Het volwassen mannetje is in de zomer goed te herkennen aan de zeer opvallende puur witte oogstreep (1) die ver voorbij het oog over de kop loopt. De oortreek (2) is zeer donker en bij sommige mannen uniform zwart. Het oranje keelpatroon (3) loopt uit in een punt net onder de kin van de man. De teugel (4), tussen oog en snavelbasis, is zwart. De rug (5) is scherp getekend met zwarte ronde veercentra en lichte banen. De schouderveren (6) zijn opvallend lang en bedekken een groot deel van de dekveren.
Een adult vrouwtje is veel minder scherp getekend dan een mannetje maar alle kenmerken zijn wel zichtbaar. Bijvoorbeeld de lichte minder puur witte oogstreep die nog steeds opvalt, de donkere teugel en diffuus keelpatroon wat slechts flets oranje is gekleurd. De oorstreek is vrij licht gekleurd en de lange schouderveren bedekken ook bij het vrouwtje de dekveren.
Jonge paapjes hebben in het eerste jaar een meer beige oogstreep die lang en goed zichtbaar is wat kenmerkend voor de soort is. De snavelbasis is licht net als de borst die nog niet oranje (m) of flets oranje (v) is gekleurd. Jonge juveniele mannetjes hebben al wel de typische scherpbegrensde witte staarthoeken. Wat opvalt bij de juveniele vogels zijn de sterk getekende zeer lange bovenstaart en lange handpenprojectie.
Paapjes broeden op de grond in kruidenrijk, vochtig grasland en leggen vijf tot zeven eieren in een goed verborgen nest. Ze produceren maar een legsel per jaar en dat is niet veel aangezien veel andere zangvogels meerdere nesten per seizoen voortbrengen. Meestal is het mannetje op een zangpost in de buurt van het nest te vinden. Vanaf de zangpost wordt op insecten en ongewervelden gejaagd en in het najaar staan ook bessen en zaden op het menu.
De roodborsttapuit is niet alleen sterk verwant aan het paapje, ze lijken ook enigszins op elkaar. Met name de vrouwtjes hebben veel van elkaar weg wat al snel voor verwarring kan zorgen. De roodborsttapuit man heeft in de zomer een geheel zwarte kop en heeft geen witte oogstreep. De borst van de roodborsttapuit man is ook oranje gekleurd maar minder feloranje dan de borst van een adult mannetjes paapje. Roodborsttapuiten leven ook in open schaars begroeid kruidenrijke landschappen en net als paapjes zitten de mannetjes roodborsttapuiten ook graag op uitkijkpost. Ze hebben meerdere nesten per broedseizoen en ondanks dat het leefgebied afneemt, houdt de soort stand en nemen de aantallen, in tegenstelling tot de aantallen paapjes, zelfs licht toe.
©Vogelskijken is onderdeel van PiXFACTORY