Onderdeel van Pixfactory

Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis

Halsbandparkiet

Psittacula krameri

Herkenning

De Halsbandparkiet is met zijn voornamelijk groene verenkleed en kenmerkende lichaamsbouw eenvoudig als papegaaiachtige te herkennen. Vaak valt hij het eerst op door zijn harde, schelle geluiden, die zowel in zit als in vlucht veelvuldig ten gehore worden gebracht. De vlucht is rechtlijnig en mede dankzij de lange staart is de soort ook onder tamelijk ongunstige omstandigheden eenvoudig te herkennen. De Halsbandparkiet dankt zijn naam aan de smalle ring rond de nek van het mannetje, die gedeeltelijk roze van kleur is. Bij vrouwtjes en onvolwassen vogels ontbreekt deze ring grotendeels. Er bestaat een blauwe kleurvariant, waarvan het gehele verenkleed blauw is in plaats van groen, maar die is vrij zeldzaam in Nederland.

Er zijn vier ondersoorten beschreven, namelijk de nominaatvorm en P. k. parvirostris uit Afrika en P. k. borealis en P. k. manillensis uit Zuid-Azië. De in Europa voorkomende exemplaren stammen van de laatste twee af (Cramp 1985).

Verspreiding

De Halsbandparkiet broedde vermoedelijk voor het eerst in het wild in Nederland in het eind van de jaren 1960. Het huidige verspreidingsgebied is er een van uitersten; binnen de Randstad, en dan met name in Amsterdam en Den Haag, is de soort plaatselijk een van de talrijkere en opvallendste stadsvogels, maar daarbuiten zijn waarnemingen schaars tot zeldzaam. Een zogenaamde slaapplaatstelling georganiseerd door SOVON in november 2004 resulteerde in ruim 5400 Halsbandparkieten, verdeeld over enkele grote slaapplaatsen zoals bij Voorburg (3200), Amsterdam (1800), Rotterdam (282), Haarlem (67) en Leiden (60-80) (Van Diek 2005). Het werkelijke aantal zal overigens nog wel iets hoger zijn geweest en sindsdien is de soort waarschijnlijk nog verder toegenomen. Een betrouwbaar beeld van de populatieontwikkeling is op dit moment nog niet te geven, doordat het aantal systematische tellingen daarvoor nog tekort schiet.

Verplaatsingen

De Halsbandparkiet vertoont in Nederland geen trekgedrag, maar verplaatsingen van deze soort zijn desondanks met regelmaat waarneembaar. Langsvliegende groepjes aan het einde van de dag zijn namelijk een bekend fenomeen op veel plekken binnen het verspreidingsgebied. Het gaat daarbij om slaaptrek, oftwel verplaatsingen naar de vaste gemeenschappelijke slaapplaats. Het seizoenspatroon van de Halsbandparkiet, dat op grond van gegevens van SOVON en waarneming.nl kan worden opgesteld, laat zien dat de hoogste aantallen in het winterhalfjaar worden opgemerkt, met opvallende pieken in september, december en januari. Dat de aantallen in het winterhalfjaar hoger liggen kan verklaard worden doordat de aantallen op de slaapplaatsen dan het hoogst zijn (en het tellen het gemakkelijkst is). De pieken zijn hoogstwaarschijnlijk te wijten aan waarnemerseffecten. Wegtrek of andere grootschalige verplaatsingen spelen hierbij geen rol. Ook in zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied gedraagt de soort zich als een standvogel.

Biotopen

De Halsbandparkiet voelt zich in Nederland thuis in stadsparken met hoge loofbomen. In de kerngebieden van zijn huidige verspreidingsgebied kan de soort vrijwel overal in stedelijk gebied en langs de randen daarvan worden aangetroffen, zolang er maar bomen staan. Dichte bossen worden echter gemeden. Vooral in het zomerhalfjaar verschijnt hij ook in het buitengebied. Tijdens het foerageren kunnen aanzienlijke afstanden worden afgelegd en dezelfde voedselbronnen worden vaak meermalen achtereen bezocht. Dit kan ook vogelvoer zijn dat in tuinen of op balkons wordt aangeboden. Buiten het broedseizoen maakt de Halsbandparkiet gebruik van gezamenlijke, vaste slaapplaatsen. Deze bevinden zich doorgaans in hoge bomen. Soms kan een kleine boomgroep al voldoen, zelfs langs een vrij drukke verkeersroute zoals in Haarlem het geval is. Deze slaapplaatsen kunnen jaren achtereen in gebruik zijn. Op sommige van deze slaapplaatsen brengen ook kleine aantallen Grote Alexandersparkieten de nacht door.

Levenswijze

Halsbandparkieten zijn sociale vogels die zich meestal in paren of in groepen ophouden. Het zijn planteneters, die vooral foerageren op zaden, bessen, fruit, bloemen en nectar (Cramp 1985). Ze gedragen zich monogaam en paren worden doorgaans gevormd voor het leven. Ze broeden in verlaten nestholen van spechten en in andere holten in bomen. Soms worden ook nestkasten bezet en zelfs holen in daken of muren van gebouwen kunnen worden betrokken (Keijl 2002). Het broedseizoen in West-Europa beslaat de periode januari-juni en het legsel bestaat doorgaans uit 3-4 witte eieren. Nadat het legsel compleet is broedt het vrouwtje dit in 22-24 dagen uit, waarna de jongen na 40-50 dagen uitvliegen. Het duurt 2-3 jaar voordat Halsbandparkieten geslachtsrijp zijn (Cramp 1985). Het broedsucces van de Nederlandse populatie was in de jaren 1990 opmerkelijk laag en bedroeg vermoedelijk nog niet één vliegvlug jong per paar (Keijl 2001). Ook in Duitsland en Engeland werd een veel lager broedsucces geconstateerd dan bijvoorbeeld in India (Pithon & Dytham 1999).

Schade en Nut

De Halsbandparkiet is een exoot die vanwege zijn voedselkeuze – onder meer bestaand uit knoppen, bloemen en vruchten – vaak als schadesoort wordt beschouwd, zowel in zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied als daarbuiten. Klachten over schade aan sier- en fruitbomen en aan andere gewassen zijn bekend, maar nauwkeurige gegevens ontbreken. Ook over de mogelijke negatieve invloed van verwilderde Halsbandparkieten op de inheemse avifauna, zoals op enkele holenbroeders, bestaat nog onduidelijkheid (Pieterse & Tamis 2005).

Laatste waarnemingen

Geluidsopnames