Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis
In de jaren tachtig van de vorige eeuw was de grote zilverreiger nog een zeldzaamheid, maar nu is hij algemeen geworden en zijn ze met name in de herfst en winter een algemene verschijning.
In 1998-2000 werd de Grote Zilverreiger in twaalf atlasblokken als mogelijke (5), waarschijnlijke (4) of zekere (3) broedvogel doorgegeven. Alleen in de Oostvaardersplassen en in Zuid-Holland is broeden met zekerheid vastgesteld. In de Oostvaardersplassen ging het in de atlasperiode om 1 (1998), 2 (1999) en 10 paren (2000) (Kolen et al. 2001, Beemster et al. 2002). In Kattendijksblok bij Gouda werd alleen in 2000 gebroed. Bij de waarschijnlijke gevallen kan het deels om potentiële broedparen gaan. Net na de atlasperiode, in 2001, vond broeden plaats in de Veenhuizerstukken bij Stadskanaal.
In 1973-77 ontbrak de Grote Zilverreiger nog als broedvogel. Het eerste zekere broedgeval vond plaats in de Oostvaardersplassen in 1978. Er zijn aanwijzingen dat ook een jaar eerder een broedpoging ondernomen werd in dit gebied (M. Zijlstra pers. med.). Tussen 1979 en 1994 bleef het kwakkelen in de Oostvaardersplassen. Zekere broedgevallen vonden beslist niet jaarlijks plaats en het maximum aantal paren bleef steken op twee, ondanks het succesvol grootbrengen van jongen in sommige jaren (van der Kooij & Voslamber 1997). Nadat een groot deel van de Oostvaardersplassen in 1987-90 had droog gelegen, namen de aantallen vanaf 1991 – met het geleidelijk verhogen van het waterpeil – toe naar een uitschieter van vijf paren in 1995. In dat jaar, waarin de randzone van de Oostvaardersplassen uitzonderlijk nat was, werden zeker negen jongen grootgebracht. De voedselsituatie voor deze oogjager was in die pioniersfase optimaal door een combinatie van een hoge dichtheid aan driedoornige stekelbaars (voedsel) en helder water (goede visomstandigheden). In het begin van de jaren negentig vonden tevens broedgevallen plaats in het Naardermeer (1991-93) en de Nieuwkoopse Plassen (1992-94 en 1996).
De aantalstoename in Nederland past in het Europese beeld, al verliep de toename elders vaak exponentiëler (van der Kooij & Voslamber 1997). Wat dat betreft past de ontwikkeling van de aantallen pleisteraars in herfst en winter (Voslamber 2001)veel beter bij de Europese trend.
Aantallen
Het aantal broedparen tijdens de atlasperiode bedroeg 1 (1998), 2 (1999) en 11 (2000). In 2001 (15 nesten) en 2002 (ca. 50) werden overigens spectaculaire aantallen geteld in de Oostvaardersplassen (M.R. VAN EERDEN, RIZA, PERS. MED.).
©Vogelskijken is onderdeel van PiXFACTORY