Onderdeel van Pixfactory

Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis

Groenpootruiter

Tringa nebularia

Een ‘tjuu-tjuu-tjuu’ vult de lucht. Een overvliegende groenpootruiter verraadt zich door zijn roep. Het klinkt enigszins als zijn neef de tureluur maar dan nét even anders. Groenpootruiters gebruiken Nederland, en dan vooral het Wadden- en Deltagebied, als tussenstop om energie bij te tanken. Afkomstig uit het noorden van Scandinavië en Rusland hebben de vogels nog een heel eind voor de boeg alvorens ze hun Afrikaanse winterkwartier bereiken.

De aantallen pleisteraars liggen in de nazomer en vroege herfst stukken hoger dan in het voorjaar. Deels zal dit komen doordat de vogels dan langer pleisteren en daardoor in hogere aantallen tegelijk aanwezig zijn. Daarnaast zullen de aantallen in het voorjaar lager zijn, doordat de soort dan een meer oostelijk gelegen trekroute aanhoudt.

Groenpootruiter
Fotograaf: Gejo Wassink

Herkenning

31 cm. Bovendelen in zomerkleed donkergrijs, gemengd met zwarte veren. Kop, nek en borst grijswit met bruinzwarte streepjes en spikkels. Vleugeldekveren vormen donkerbruine schoudervlek in zit. Onderdelen wit, stuit wit, vormt witte wig op onderrug, staart wit met zwarte dwarsbanden. Poten groen, snavelpunt donker, basis hoornkleurig of blauwgroen, stevig en enigszins opgewipt. In winterkleed lichter en egaler grijs en donkere schoudervlek duidelijker. In vlucht bovendelen donker, met donkere vleugels (geen vleugelstreep) en witte rugwig; lijkt op zwarte ruiter en poelruiter, maar eerste slanker en laatste kleiner met verder uitstekende poten. Juveniel in nazomer lijkt sterk op adult in winter, maar bovendelen bruiner en met regelmatiger tekening. Lijkt in gedrag op tureluur, maar steekt vleugels niet recht omhoog bij landing.

Verspreiding

Broedt in delen van Noord-Europa, grote delen van Rusland en noordelijk Kazachstan. Trekt in de winter naar kleine delen van Zuid-Europa, naar Afrika, met uitzondering van de Sahara, het Arabisch Schiereiland, zuidelijk Azië en Oceanië. In Nederland doortrekker in vrij klein aantal.

Biotopen

Open getijdengebieden, ook op wad en bij kwelders (Waddenzee, Delta). Kleinere aantallen in binnenland komen voor in gebieden met ondiep water en slik, kale oevers, ondiepe sloten, ondergelopen graslanden en bollenvelden.

Levenswijze

Voedsel
Voornamelijk zaden, ook insecten. Foerageert op de grond.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, soms 3, zelden 5. Peervormig tot ovaal. Glad en enigszins glanzend. Zeer licht crèmeachtig-geelbruin tot crèmeachtig-olijf, of crème. Wisselend getekend met zwartachtig-bruine, donker roodachtig-bruine en lichter violetgrijze vlekken, stippen, korte krabbels en heel kleine korte streepjes. Grotere vlekken zijn vaak langwerpig. Formaat 51,4 x 34,8 mm.

Geluid

Roep 'tjuu tjuu tjuu', lijkt op roep van tureluur, maar minder vloeiend.

Laatste waarnemingen

Geluidsopnames

Foto's