Onderdeel van Pixfactory

Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis

Gele Kwikstaart

Motacilla flava

De gele kwikstaart is een echte zomergast die helaas op de Rode Lijst is terechtgekomen. Waarschijnlijk is, zoals ook voor andere bewoners en gebruikers van het natte grasland geldt, een veranderd beheer van deze gebieden de oorzaak van de achteruitgang. Intensivering en verdroging verminderen hier de diversiteit en het totale aanbod aan insecten. Wel lijkt de gele kwikstaart over te stappen naar akkerland als broedgebied, maar de groei is daar niet zo groot dat daarmee de achteruitgang van de soort in Nederland geremd wordt.

Gele Kwikstaart op rode tulpen
Fotograaf: Kees van der Klauw

Herkenning

16,5 cm. Diverse ondersoorten (soms beschouwd als soorten) komen in besproken gebied voor en met name mannetjes verschillen in verenkleed. Mannetje van nominaat flava heeft grijze kop met witte wenkbrauwstreep, groene rug en heldergele onderdelen. Staart lang, zwart met witte buitenste pennen, maar veel korter dan grote gele kwikstaart. Vrouwtje heeft groenige kop met smallere witte wenkbrauwstreep en meestal met minder geel op onderdelen; met name keel en borst bleker. Mannetje van Scandinavische ondersoort thunbergi heeft zwarte oorstreek en donkergrijze, bijna zwarte kop. Mannetje van Britse ondersoort flavissima heeft geheel gele kop, of soms met groene kruin en achterkop, en heldergele wenkbrauwstreep. Mannetje van Spaanse ondersoort iberiae heeft witte in plaats van gele keel, grijze kruin, donkergrijze oorstreek en witte wenkbrauwstreep alleen achter oog. Mannetje van Italiaanse ondersoort cinereocapilla heeft meer contrast tussen grijze kruin en zwartere oorstreek dan thunbergi en heeft witte keel. Mannetje van Balkanondersoort feldegg heeft compleet zwarte kop. Ten oosten van besproken gebied komen nog meer ondersoorten voor; subspecifieke determinatie soms bemoeilijkt door hybridisatie. Vrouwtjes zijn meestal moeilijk op ondersoort te determineren. Gedrag als van andere kwikstaarten. Maakt buiten de broedtijd gebruik van gezamenlijke slaapplaats.

Verspreiding

Broedt in een gebied van West-Europa tot aan Kamtsjatka, van de Beringstraat en tot in Alaska. Ontbreekt op IJsland, Schotland en Ierland. Overwintert met name in Zuid-Afrika. In Nederland talrijke broedvogel, wegtrekkend, doortrekker in vrij groot aantal.

Biotopen

Diverse habitats, zoals weilanden, moerassen, langs rivieren, op akkers, etc., graag nabij water. Op trek en in winter vaak in drogere gebieden.

Levenswijze

Voedsel
Voornamelijk ongewervelden. Foerageert als andere kwikstaarten.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 5-6, zelden 7. Buikig, glad en glanzend. Grondkleur licht geelbruin of grijsachtig, rijk en fijn geelachtig-roestbruin gespikkeld en lijkt daardoor vaak effen; of geelbruin gevlekt. Vaak is een donker haarlijntje aanwezig. Formaat 19 x 14,1 mm.

 

Geluid

Roep ’tsie’, ‘ptsieuw’ of ’tsrie’, vaak geringe verschillen tussen diverse ondersoorten. Zang simpel, bestaat uit variatie op roepen.

Laatste waarnemingen

Geluidsopnames

Foto's