Wie heeft er niet ooit in een bos of park zo’n prachtig blauw-zwart gebandeerd veertje gevonden wat jagers vaak in hun hoedje dragen? Zo’n veertje is het bewijs dat daar een Gaai langs is gekomen, maar vaak hebben de vogels hun aanwezigheid al lang luid en duidelijk kenbaar gemaakt. Behalve een korte broedperiode waarin de Gaai heel onopvallend is zijn het namelijk echte branieschoppers die elkaar vaak met veel geschreeuw achtervolgen tussen de bomen.
Herkenning
34 cm. Onmiskenbaar. Verenkleed voornamelijk licht kaneelkleurig-roodbruin, met oprichtbare zwart en wit gestreepte kruinveren, zwarte mondstreep, blauw en zwart gebandeerde vleugeldekveren, witte keel, witte vlek op gesloten vleugels, en witte stuit en anaalstreek scherp contrasterend met donkere staart. Vliegt ‘moeizaam’, springt vaak van tak tot tak.
Verspreiding
Komt voor in geheel Europa, met uitzondering van bosloze gebieden boven de poolcirkel en Spaanse steppegebieden. In Nederland talrijke broedvogel, jaarrond aanwezig, doortrekker en wintergast in groot aantal.
Levenswijze
Voedsel
Voornamelijk allerlei soorten vruchten (vooral eikels); ook ongewervelde dieren en kleine zoogdieren. Een gerenommeerd nestrover.
Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 5-7, zelden 3-10. Buikig. Glad en tamelijk glanzend. Lichtgroen, blauwgroen, olijf of olijfbruin. Zeer fijn gespikkeld met olijfgroen, geelbruin of grijsachtig-groen. Soms met een zwart haarlijntje aan de stompe pool. Soms met een dichte zone of kap aan de stompe pool. Formaat 31,6 x 22,9 mm.
Geluid
Indien opgeschrikt, een luid en schor ‘skraaawk’; verder verschillende klikkende, miauwende en klokkende geluiden.
