Onderdeel van Pixfactory

Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis

Bosruiter

Tringa glareola

De aanwezigheid van een bosruiter wordt meestal verraden door een hoog en snel ‘tjief-ief-ief’. In ons land zijn het echte doortrekkers, die je in het hele land met name in mei en in juli tot september in poelen of drassige stukken kunt tegenkomen.

Bosruiter landt in het water
Bosruiter. Fotograaf: Daniele Occhiato

Herkenning

20 cm. Lijkt op witgatje, maar is kleiner en slanker, sierlijker en bruin in plaats van zwart. Bovendelen donkerbruin met grote witte stippen. Kop, nek en borst bruin gestreept, duidelijke witte wenkbrauwstreep. Onderdelen wit. Staart fijner gebandeerd dan witgatje. Lijkt in vlucht ook op witgatje, met donkere bovendelen, geen vleugelstreep en witte stuit, maar is lichter gekleurd en heeft grijzige of wittige ondervleugels in plaats van zwarte. Poten wat langer dan witgatje, geel of geelgroen, snavel matig lang en donker met gelige basis. In winterkleed bovendelen overwegend grijsbruin met kleinere witte vlekken. Juveniel in nazomer lijkt sterk op adult, maar is regelmatiger getekend en heeft kleinere en gele vlekken op bovendelen. Meestal alleen of in kleine troepjes op modderige of moerassige plekjes. Minder schuw dan witgatje, maar snel opgewonden en luidruchtig.

Verspreiding

Broedt in Noord-Europa, Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland. Noordwestelijke populaties overwinteren met name in Afrika ten zuiden van de Sahara, maar ook in Noord-Afrika langs de Middellandse Zee. In Nederland doortrekker in voor- en najaar, in kleine aantallen. Tot 1936 in Nederland ook broedvogel in hoogveengebieden.

Biotopen

In broedseizoen in goed begroeide moerassen en bij beekjes, meestal nabij bomen, waarin hij dan vaak zit. Buiten broedseizoen in allerlei zoetwaterbiotopen, vaak op smalle modderige randjes. Nooit bij zout water.

Levenswijze

Voedsel
Voornamelijk ongewervelden, in broedseizoen vooral insecten. Eet ook af en toen kleine gewervelden.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, zelden 3. Peervormig tot ovaal. Glad en enigszins glanzend. Licht tot zeer licht groenachtig of olijfkleurig, of zelden licht olijfkleurig-geelbruin. Zwartachtig-bruin of donker violet-bruin en lichter violet-grijs gevlekt, gespikkeld en met grove krabbels. Regelmatig met tamelijk veel kleine spikkels en schaarsere kleine vlekken of krabbels geconcentreerd aan de stompe pool. Vlekken vaak verlengd. Formaat 38,3 x 26,4 mm.

Geluid

Roep ’tjief ief ief’, hoger en schriller dan roep van witgatje. Zang bellend herhaald ‘whirrrru’.

Laatste waarnemingen

Geluidsopnames

Foto's