Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis
De Bijeneter broedt in kolonies van zelf gegraven holen. Ze eten voornamelijk bijen, maar ook wespen, sprinkhanen en libellen. Het onmiskenbare ‘pruu-pruu’-geluid van de Bijeneter is ’s zomers in ons land steeds vaker te horen, want deze soort is inmiddels een jaarlijkse broedvogel geworden.
28 cm. Een van de kleurigste vogels in het West-Palearctisch gebied. Geslachten gelijk. Kleur verloopt van donker kastanjebruin op kruin naar goudbrons op stuit; staart blauwgroen, middelste staartpennen verlengd. Onderdelen turqoise, naar staart toe groener wordend. Kleine en middelste handdekveren grasgroen, armdekveren warm kastanjebruin, schouder helder goudkleurig, tertials groenblauw, grote handdekveren donker blauwgroen, glanzende handpennen donker hemelsblauw. Vleugel met zwarte achterrand; voorhoofd wit, bleekblauwe wenkbrauwstreep, brede zwarte oogstreep (overlopend in kastanjebruine kruin), keel zwavelkleurig. Juveniel minder helder gekleurd; rug groenblauw, schouder grijzig, staart bleekblauw zonder verlengde pennen. Heeft karakteristieke golvende vlucht met lange glijvluchten.
Deze aan warme gebieden gebonden, insectivore holenbroeder van steilwanden bereikt in Europa zijn noordelijkste verspreidingsgrens in Midden-Frankrijk, Noord-Italië, Slowakije en Oekraïne. Ook boven deze lijn duiken nu en dan broedende Bijeneters op, noordelijk tot in Denemarken en Finland. In Zwitserland en Zuid-Duitsland werd in de jaren negentig jaarlijks gebroed, terwijl Vlaanderen in 1996 de eerste broedgevallen mocht begroeten, gevolgd door nieuwe gevallen in 1997 en (mislukt) 2000 (Schmid et al. 1998, de Smet et al. 1999, Wendt 1999, Symens 2000). Bij deze noordelijke gevallen gaat het deels om vogels die tijdens de terugkeer vanuit de bezuiden de Sahara liggende overwinteringsgebieden zijn ‘doorgeschoten’. Mogelijk bestaat er echter ook een tendens tot noordwaartse uitbreiding van het broedareaal (Hagemeijer & Blair 1997).
In Nederland zijn in de 20e eeuw broedgevallen vastgesteld in 1964 te Haelen (lb), in 1965 (3 paren) op Terschelling en in 1983 op Texel (van den Berg & Bosman 2001). De eerste broedpogingen van de nieuwe eeuw deden zich voor in 2001 op een zandafgraving bij het Groningse Harkstede (atlasblok 07-45). Twee paren groeven hier een nestholte uit en kwamen tot eileg, maar door menselijke verstoring mislukten de broedpogingen (van Ommen 2001). In 2002 waren er drie nesten in het Lauwersmeer, waarvan één sucesvol was (vier jongen uitgevlogen). Bij Castricum mislukte een nestpoging (Dutch Birding 24, 2002: 252, met aanvullingen). Omdat tegenwoordig jaarlijks Bijeneters worden gezien in Nederland (in de atlasperiode 12 meldingen in 1998, 4 in 1999 en 8 in 2000; data BSP niet-broedvogels van SOVON) lijkt de kans op nieuwe broedgevallen zeker aanwezig. Men zij dus bedacht op de aanwezigheid van deze kleurrijke verschijning bij een Nederlandse steilwand!
©Vogelskijken is onderdeel van PiXFACTORY