Onderdeel van Pixfactory

Op werkdagen voor 15.00 besteld, morgen in huis

Appelvink

Coccothraustes coccothraustes

‘Pzik’, ‘pzik’. Wie het kenmerkende geluid van de Appelvink kent, weet dat de soort meer voorkomt dan je ogenschijnlijk zou vermoeden. Ondanks zijn opvallende uiterlijk en relatief grote formaat blijft het lastig om ze te ontdekken, zowel als ze op de grond naar zaden zoeken (maar let op opspringend blad) of in een boom pitten zitten te kraken (af en toe hoor je ‘knak’).

Drinkende appelvink met weerspiegeling
Fotograaf: Cor van Spijk

Herkenning

18 cm. Een forse vogel met zeer zware snavel, grote kop en korte staart. Kop geelachtig bruin, zwarte keel en teugels, achterhoofd asgrijs, warmbruine mantel, rug, schouders, kleine en middelste dekveren, onderdelen bleek beige, stuit en staart (met witte eindband) lichter bruin dan rug. Vleugels blauwzwart met grote witte schoudervlekken, basale helft van handpennen wit. Vleugeltekening en silhouet maken verwarring onwaarschijnlijk. Snavel in broedtijd grijsblauw, ’s winters hoornkleurig. Vrouwtje als mannetje maar verenkleed iets lichter en met grijs vleugelveld. Juveniel doffer, bruine strepen (vooral op onderdelen) en gelige keel. Schuwe vogel, verblijft veel in hoogste takken. Meestal ontdekt door roep.

Verspreiding

Komt voor van Groot-Brittannië tot aan Japan. In Europa voornamelijk standvogel. In Nederland vrij talrijke broedvogel, gedeeltelijk wegtrekkend, doortrekker en wintergast in vrij groot aantal.

Biotopen

Verblijft veel in bomen; dichtbegroeide bossen en parken. ’s Winters soms in meer open landschap.

Levenswijze

Voedsel
Voornamelijk knoppen, zaden en pitten; voedt jongen met insecten.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 5, soms 2-7. Buikig. Glad en enigszins glanzend. Lichtblauw, of grijsachtig-groen, zelden licht geelbruin of grijs. Schaars, doch meestal matig bezet met flinke spikkels en krabbels in zwartachtig-bruin, soms geconcentreerd in de richting van de stompe pool. Formaat 24,2 x 17,4 mm.

Geluid

Meest gehoorde roep is een scherp, klikkend ’tik-tik’. Zang wordt zelden gehoord.

Laatste waarnemingen

Geluidsopnames

Foto's

Zo herken je de appelvink

Fotograaf: Jurgen Maassen

Kenmerken

De appelvink is een forse plompe vink, waarbij de grote snavel direct in het oog springt. Ondanks dat de vogel vrij algemeen is in de oostelijke helft van Nederland en België wordt de soort vaak over het hoofd gezien omdat de vogels zich vaak boven in boomtoppen bevinden of onopvallend scharrelend op de grond. Het helpt enorm als je het kenmerkende geluid kunt herkennen: een vrij hard ‘Ptzik’.

Kleed man

Het kleed is bont gekleurd: de kop is roest-oranje van kleur, een lichtgrijze nek, een bruine mantel en een egaal beige borst. De vleugel is bont gekleurd: grote witte dekveren die in zit een witte vleugelvlek (4) vormen, roest-oranje tertials, zwarte handpennen (5) en de heel bijzonder gevormde handpennen (6)die blauw-paars gekleurd zijn.

De staart(7) is relatief kort, vrij breed en recht met een witte eindband. De pootkleur (8) is roze tot vleeskleurig.

Kleed vrouw

Er zijn twee verschillen tussen man en vrouw: de roest-oranje kleur is bij mannetjes meestal iets dieper van kleur. Het doorslaggevende verschil is de kleur van de uiteinden van de armpennen (9) én handpennen (10). In zit vormen ze twee grijze vlakjes midden op de vleugel. Bij mannetjes is dit dezelfde kleur als de handpennen (blauw-paars). Bij vrouwtjes is dit dus blauw-grijs, waarbij het grijze de boventoon voert.

 

Eerste winter vrouwtje appelvink, de kleuren zijn nog vrij vlak, staart is smal met begin van witte eindband. Aan de grijze vlakken – gevormd door de armpennen en handpennen – herken je al dat het een vrouwtje is. Fotograaf: Michiel Schaap

Zomerkleed

Volwassen vogels zijn met geen enkele andere vogel te verwarrend. Het plompe formaat, de forse driehoekige snavel i.c.m. de kleuren zie je bij geen enkele andere vogel. De vogels hebben een relatief grote kop en forse nek. Het kleed is een variatie van bruin (rug), roestkleur (kop en stuit) en witte vleugelstrepen en eindband van de staart.

Man en vrouw hebben een vrijwel identiek kleed, het vrouwtje heeft ipv blauw-paarse armpennen een grijs vlak op de armpennen. Het mannetje kan iets feller van kleur zijn.
Als je de vogel van dichtbij ziet, vallen de uiteinden van de armpennen op: deze hebben een heel bijzondere driehoeksvorm.

In de winter kleur de snavel van de appelvink van blauwzwart naar beige.

Juveniel kleed

Jonge vogels kunnen eind juni / begin juli zeer luidruchtig zijn en daardoor opvallen. Het juveniele kleed wijkt enorm af van de volwassen vogels. De goudgeel gekleurde kop en keel valt op, evenals de (vrij grof) gestreepte borst. De snavel is reeds goed ontwikkeld, maar nog niet zo groot als een adulte vogel. De vleugel vertoon reeds een bont patroon van verschillende kleuren en vlakken. De armpennen zijn al opvallend donkerblauw/paars.

Juveniele appelvink
Juveniele appelvink, o.a. te herkennen aan de gelige kop en het stippen-patroon op de borst. Fotograaf: Kees van der Klauw

1e winterkleed

Jonge vogels ruien vrij snel door naar het 1e winterkleed, dat al veel meer lijkt op het adulte kleed. Er zijn een aantal verschillen:

  • de binnenste handpennen met de bijzondere vorm zijn al wel zichtbaar, maar zijn een stuk kleiner en minder opvallend
  • De staart is iets smaller, meer afgerond en zonder witte eindband
Appelvink; Hawfinch; Coccothraustes coccothraustes
Eerste winterkleed: de witte eindband aan de staart ontbreekt, het masker is nog niet inkt-zwart. Verder valt op dat de kleuren veel minder uitgesproken zijn. Je kunt aan de grijze armpennen al zien dat dit een vrouwtje is.

Kenmerkend gedrag

In de zomer zitten de vogels veelal bovenin boomkruinen op zoek naar voedsel, waaronder pitten, die ze met hun zware snavel kunnen kraken. Je merkt ze meestal op door hun geluid. De grootste kans om ze te zien is af te wachten tot ze naar een andere boom vliegen. Ze zijn dan eenvoudig herkenbaar aan de de grote brede vleugelstreep, die licht doorschijnend zijn. Een heel herkenbaar vluchtbeeld.

In de winterperiode scharrelen ze vaak over de bodem op zoek naar zaden van bijv. de esdoorn. Hierbij zijn ze opvallend onopvallend. Ze zijn vrij honkvast, als je eenmaal een fourageerplek hebt gevonden, zul je ze daar vaak aantreffen.

In de winter kun je ze op voedertafels aantreffen: ze foerageren graag op zonnebloempitten.

Gelijkende soorten

De gewone vink heeft enkele overeenkomsten zoals witte armpennen en de roest-beige borst, maar een appelvink heeft nooit groen in z’n kleed, is vele malen forser en vertoond heel ander gedrag.

Wist je dat?

De snavel van de appelvink een heel krachtig instrument is? Hij kan hiermee een druk van 40 tot 50 kilogram genereren, ruimschoots voldoende om een kersen- of pruimenpit te kraken.